Sunday

Tips voor het bijvoeren van vogels tijdens de vrieskou

Soort voedel hangt af van grootte en vorm snavel

De grootte en vorm van de snavel hebben invloed op de soort en formaat van het voedsel dat een vogel kan eten. Deze snavel is bij insecteneters slank, bij zaadeters kegelvormig en bij roofvogels en uilen haakvormig. Andere voorbeelden zijn de lange dunne buisvormige snavel van vogels welke honing zuigen, de lepelvormige snavel van vogels welke voedsel uit het water zeven, de gekartelde snavel van vogels welke glibberige vissen moeten vasthouden en de (lange) dolkvormige snavel van vogels welke hun voedsel uit de grond/modder peuren. Door o.a. deze morfologische aanpassing van het voedingsapparaat ontstaat een niche-scheiding waardoor verschillende soorten vogels zonder noemenswaardige concurrentie naast elkaar kunnen voorkomen. Vogels maken daarbij gebruik van een breed scala aan voedselbronnen. Om goed de winter door te komen is het
van belang dat het voedsel rijk is aan koolhydraten en vetten. Daarnaast zijn mineralen, vitaminen en grit (kleine steentjes) eveneens noodzakelijk.

Voor winterhulp aan vogels komen de volgende soorten voedsel in aanmerking.

•In de schil gekookte aardappelen (doormidden snijden)
•Valfruit (appels en peren, doormidden of in grote stukken snijden)
•Gedroogd fruit (eerst in water weken)
•Spek en spekzwoerdjes
•Oude kaas (zonder plastic korstjes)
•Diverse soorten brood, cake en biscuit
•Diverse soorten graszaden
•Diverse graansoorten zoals: rijst (gekookt), gierst, maïs (los/gebroken en als gehele kolf), tarwe, gerst, rogge en haver (geplet)
•Gekookte spaghetti
•Deeg
•Kokosnoten (halveren), walnoten (stuk maken), hazelnoten (stuk maken), beukennootjes, amandelen, pinda's (eventueel rijgen) en eikels
•Rozijnen en krenten
•Meelwormen
•Vis (afval en hele vissen)
•Vlees (slachtafval)
•Gestold vet (reuzel/bakvet) ZONDER ZOUT!!!!
•Gesneden groenten
•Diverse zaadsoorten zoals: negerzaad, kanariezaad, hennepzaad, wildzangzaad (gemengd, kant en klaar verkrijgbaar zaad), zonnebloempitten
•Ongekookte havermout
•Universeelvoer
•Grit (in een verhouding 1 op 5 mengen met graan).
Wat u vogels beslist niet moet voeren
Vogels moet u nooit voer geven waarin zout is verwerkt. Hierdoor kunnen uitdrogingsverschijnselen optreden welke onvoldoende met vocht kunnen worden gecompenseerd. Ook margarine is uit den boze omdat het laxerend werkt!
Kaas(-resten) dient u zonder het plastic randje te voeren, ook dat bekomt de vogels niet goed, zij kunnen met plastic in hun maag geen voedsel meer verwerken.
Vis etende vogels moet u bij voorkeur een complete en geheel ontdooide vis aanbieden. Een vis zonder kop krijgen ze bijna niet naar binnen, daarnaast kan de uitstekende graat verwondingen aan de bek en slokdarm veroorzaken. Het eten van bevroren vissen kan tot de dood van de vogel leiden, daar het op lichaamstemperatuur moeten brengen van grote hoeveelheden bevroren vis enorm (te) veel energie kost. Dit geldt ook voor het eten van andere snel bevriezende voedselsoorten, zoals b.v. fruit door lijsterachtigen. Snijdt dit niet in kleine stukjes maar laat het groot (appel of peer een maal doorsnijden). Bij het eten van veel bevroren kleine stukjes krijgen de vogels te veel ijs binnen waardoor ze in de problemen komen.

Voederplek
Wat hun foerageergedrag betreft kan men vogels in twee groepen indelen; te weten vogels die hun voedsel op de grond/in het water zoeken en vogels welke het 'hogerop' zoeken.

Op de grond/in het water
Voor de op de grond foeragerende vogels is het van belang dat er vlakbij de (vooraf sneeuwvrij gemaakte!) voederplaats dekking in de vorm van struikgewas en bomen aanwezig is. Met enkele pakken stro kan daarnaast een windvrij hoekje voor de vogels gemaakt worden. Dergelijke voederplaatsen moet men regelmatig 'een stukje opschuiven'. Aan bederf onderhevige, achtergebleven voedselresten kunnen het ontstaan van ziekten in de hand werken. Voor vogels welke in het water foerageren is het van belang dat het geheel dichtvriezen van hun foerageer- en leefgebied zo lang mogelijk voorkomen wordt. Dat geldt eveneens voor vogels welke vanaf de kant hun voedsel uit het water moeten halen. Situeer voederlokaties zo veel mogelijk op plaatsen waar het water, doordat het in beweging is minder snel bevriest. Een andere mogelijkheid is om het water met behulp van een luchtpompje op een kunstmatige manier open te houden. De opstijgende luchtbellen houden het water in beweging en voorkomen daarmee bevriezing van het wateroppervlak. Nadeel van deze kunstmatige methode is dat de meer schuwe soorten zoals roerdomp en ijsvogel zich op deze plaats mogelijk niet zullen laten zien. Ga geen wakken kappen of
zagen. Deze kunstmatige wakken kunnen een dodelijke val voor vogels betekenen. Vogels kunnen zich ernstig verwonden aan de scherpe randen van het wak. Bovendien zijn deze kunstmatige wakken binnen de kortste keren weer dichtgevroren.

Hogerop
Voor vogels die bij voorkeur liever niet op de grond komen foerageren moeten we een
voederplank maken, welke op zodanige hoogte is aangebracht dat katten er niet op kunnen
springen (minimaal 1,50 meter boven de grond). Tegen het wegwaaien van, op de plank gestrooide zaden moet een opstaand randje worden aangebracht. Een afvoermogelijkheid voor (smelt-)water is eveneens noodzakelijk. Door de voederplank bovendien enigszins schuin richting afvoer op te stellen kan het (smelt-)water gemakkelijk weglopen. Daarnaast moet men ook deze voederplanken regelmatig grondig met een harde borstel en heet water reinigen om ziekten te voorkomen.

Welke vogel eet wat en waar?
Vogels hebben belangstelling voor een breed scala aan voedselbronnen. Daarbij schakelen
sommige, overwegend insectenetende soorten gedurende de wintermaanden over op zaden. Grit (kleine steentjes) heeft een zaadeter beslist nodig om zaden en granen in de spiermaag te kunnen vermalen. Met name gedurende strenge winterperioden kunnen diverse onverwachte dwaalgasten op een voederplaats neerstrijken. De hierna volgende opsomming maakt dan ook geen aanspraak op volledigheid. De indeling van soorten is evenals de plaats waar vogels foerageren (op de grond (G), op een voederplank (V) of in het water (W) in de praktijk (behoudens bij duikeenden en
zaagbekken), bij veel soorten niet zo strikt gescheiden als hier aangegeven.

Watervogels
Watervogels kenmerken zich o.a. door hun behoefte aan open water. Een deel van deze vogels is voor haar voedsel aangewezen op het water dat ze dan ook zelden of nooit zullen verlaten (de al eerder genoemde duikeenden en zaagbekken). Met het voederen moeten we daar rekening mee houden. We kunnen watervogels grofweg verdelen in: grondeleenden, duikeenden, zaagbekken, zwanen en ganzen, meerkoeten en waterhoentjes, dodaars.

GRONDELEENDEN: (G) Diverse brood/graansoorten/eikels/vissen/groente
(fijngesneden)/boerenkool (gesneden).
DUIKEENDEN: (W) Aardappelschillen/boerenkool (fijn snijden)/stukjes aardappel (klein snijden).
ZAAGBEKKEN: (W) Kleine vissen/visafval/vleesafval.
BLAUWE REIGER: (G/W) Vis/vleesresten.
WATERHOEN: (G) Diverse brood en zaadsoorten/vet/vis/groente (fijn gesneden)/boerenkool
(gesneden).
ROERDOMP: (G) Vis/vleesafval.
MEERKOET: (G) Vis/diverse graan en broodsoorten/groente (fijn gesneden)/boerenkool
(gesneden).
WATERRAL: (G) Visafval/vleesafval.
KOKMEEUW: (G) Diverse broodsoorten/vlees/visresten.
GANS: (G) Groenten/aardappelen/bietenresten/diverse brood/graansoorten.
ZWAAN: (G) Diverse brood/graansoorten/bietenresten/groente/gekookte aardappelen.

Vogels van bossen, tuinen, parken en het buitengebied
Daar waar watervogels in zijn algemeenheid op of in de buurt van water voorkomen, ligt het voor de nu volgende soorten niet zo eenvoudig om ze onder een noemer te vangen. Diverse van de onderstaande soorten kan men gedurende de wintermaanden in bijna alle biotopen tegenkomen. Dat maakt indeling naar voorkomen niet gemakkelijk. Een indeling naar voedselkeuze geeft eveneens weinig houvast. Zowel zaad- als insecteneters kan men in meerdere biotopen tegelijk aantreffen. Daarnaast schakelen een aantal insecteneters gedurende de winter over op zaden. Een simpel onderscheid tussen specifieke 'bosvogels', 'tuinvogels', 'parkvogels', enz, is dan ook niet te maken. Het verdient daarom aanbeveling om, indien men niet zelf over de nodige determineerkennis beschikt contacten te onderhouden met vogelaars, vogelwerkgroepen of ornithologen.
Over wat u het beste aan tuinvogels kunt voeren vindt u ook op de site van de Vogelbescherming Nederland.

BOOMKLEVER: (V) Zonnebloempitten/cake/vet uitsmeren op
boomstam/pinda's/eikels/beukennootjes/hazelnoten/universeelvoer.
BOOMKRUIPER: (V) Mengsel van gehakte noten/vet uitsmeren op boomstam.
GLANSKOP: (V) Diverse zaadsoorten/zonnepitten.
KUIFMEES: (V) Diverse zaadsoorten.
PIMPELMEES: (V) Vlees/vet/pinda's/vruchten/zaden/beukenootjes/zonnepitten/universeelvoer
(voorkeur voor hangende voedselbron).
KOOLMEES: (V) Pinda's/kokosnoot/zaden/vet/beukenootjes/hazelnoten/universeelvoer.
ZWARTE MEES: (V) Diverse zaadsoorten/vet/pinda's.
STAARTMEES: (V) Vleesresten/pinda's/vet/universeelvoer.
GROENE SPECHT: (G) Meelwormen/vet/universeelvoer.
GROTE BONTE SPECHT: (V) Diverse zaadsoorten/zonnepitten/walnoten/hazelnoten/vet, (tegen
boom smeren)/spekzwoerd, aan zuidzijde tegen boom ophangen.
HOUTDUIF: (G) Groente/eikels/diverse graan/broodsoorten/beukennootjes.
BOSUIL: (G) Vleesresten/vet.
VLAAMSE GAAI: (G/V) Diverse brood/zaadsoorten/groenten/eikels/fruit.
BUIZERD: (G) Vleesresten.
TORENVALK: (G) Vleesresten/vet.
FAZANT: (G) Diverse graan/zaadsoorten/eikels/grassen/bladeren/wortels.
EKSTER: (G/V) Diverse brood/zaadsoorten/vleesresten/fruit.
ZWARTE KRAAI: (G) Diverse brood/graansoorten/gekookte aardappelen/vleesresten/eikels.
17
ROEK: (G) Vleesresten/vet/diverse graansoorten/fruit/eikels.
KAUW: (G) Diverse graan/broodsoorten/fruit/vet/vleesresten.
GEELGORS: (G) Diverse graan/zaadsoorten/havervlokken.
KEEP: (G/V) Beukennootjes/diverse zaadsoorten.
VINK: (G) Diverse zaden/brood/graansoorten/beukennootjes.
APPELVINK: (V) Zonnebloempitten/diverse zaadsoorten/havermout.
PUTTER: (V) Diverse wildzangvogelzaden/pinda's/beukennootjes.
GROENLING: (G) Pinda's/zonnebloempitten/diverse zaadsoorten.
SIJS: (V) Diverse zaadsoorten/pinda's/vet.
GOUDVINK: (V) Diverse zaadsoorten/pinda's.
KRAMSVOGEL: (G) Overrijp fruit/meelwormen.
MEREL: (G/V) Overrijp fruit/vet/zaden/diverse
broodsoorten/meelwormen/vis/havervlokken/gekookte aardappelen/zonnepitten/universeelvoer.
ZANGLIJSTER: (G) Vet/rozijnen/overrijp fruit/meelwormen/universeelvoer.
GROTE LIJSTER: (V) Diverse broodsoorten/overrijp fruit/meelwormen universeelvoer.
ROODBORST: (G/V) Diverse broodsoorten/aardappelen/overrijp
fruit/vlees/meelwormen/universeelvoer/pinda's/mengsel van vet en zemelen.
STADSDUIF/TURKSE TORTEL: (G) Diverse brood/graan/zaadsoorten.
WITTE KWIKSTAART: (G) Diverse brood/zaadsoorten/meelwormen
WINTERKONING: (G) Diverse broodsoorten/cake/kaas (geraspt)/universeelvoer.
HEGGEMUS: (G) Diverse brood/zaadsoorten/vlees/universeelvoer.
GOUDHAANTJE: (V) Kaas (geraspt)/vet/meelwormen/universeelvoer.
HUISMUS: (G/V) Diverse zaad/graan/broodsoorten.
RINGMUS: (V) Diverse zaadsoorten.
SPREEUW: (G/V) Diverse broodsoorten/vet/spekzwoerd/overrijp fruit/gekookte aardappelen.

Vetbollen
Tegenwoordig kunt u heel goed kant-en-klare vetbollen bij diverse winkels (supermarkten, dierenwinkels) kopen.
Vetbollen zijn ook zelf te maken door zaden (zonnepitten, maanzaad en hennepzaad in een verhouding van 3:3:3) en broodkruim te vermengen met gesmolten reuzel. Maak daartoe de reuzel warm; niet heet!! Giet de aldus ontstane warme brij in plastic drinkbekertjes. Laat het vet stollen en verwijder het bekertje (In warm water). Door vooraf een stevige katoenen draad in het bekertje te hangen heeft men verder niets nodig om de bollen na stolling op te kunnen hangen. Voor vetbollen welke men in een netje buiten wil ophangen kan men de katoenen draad natuurlijk achterwege laten. Stop deze vetbol(len) in een netje, knoop het dicht en hang het buiten in een struik of aan de voederplank op (Geschikte netjes kan men het gehele jaar door (laten) verzamelen; mandarijnen en
uien worden vaak in netjes verpakt in de handel (supermarkt) gebracht.

Voederplaatsen voor watervogels
Voederplaatsen voor watervogels moet men bij voorkeur in de luwte, niet ver van een natuurlijk wak situeren, waarbij het voedsel over een groot (lintvormig) oppervlak wordt aangeboden. Men moet daarbij vermijden dat het voedsel, met uitzondering van dat voor duikeenden en zaagbekken, in het water terechtkomt. Evenmin is het wenselijk om het op hopen aan te bieden. In verband met uitwerpselen welke tussen het voer terecht zullen komen is het noodzakelijk om de voederlocatie steeds wat op te schuiven of regelmatig grondig te reinigen. Achtergebleven voedselresten kan men beter opruimen. Ook is het van belang dat de foeragerende vogels zo rustig mogelijk kunnen eten en zo weinig mogelijk worden gestoord. Voeder daartoe op vaste tijden en laat de vogels de rest van de dag/nacht met rust. Voederlokaties kan men dan ook het beste enigszins achteraf aanleggen, uit de buurt van autowegen (voorkoming verkeersslachtoffers!), bebouwing, of andere storende factoren. Voeder ook niet langs/in waterwegen met veel drijfijs. Watervogels kunnen bekneld raken tussen de ijsschotsen. Blijf eveneens uit de buurt van vliegvelden. Ga voordat u een voederlocatie aanlegt ook eerst na of de door u uitgekozen locatie mogelijk langs of op een eventuele schaatsroute ligt, of kan komen te liggen.

Voederplaatsen voor vogels van bossen, tuinen, parken en buitengebieden
Voederplaatsen voor deze categorie vogels moeten bij voorkeur dusdanig gekozen worden dat er in de onmiddellijke nabijheid dekking in de vorm van bomen en struikgewas aanwezig is waar de vogels zich bij verstoring en gevaar onmiddellijk in kunnen terugtrekken. Bosranden, door houtwallen afgeschermde randen van weiden en akkers, alsmede open plekken in het bos zijn de aangewezen locaties voor winterhulp. Predatoren van vogels hebben het gedurende de wintertijd vaak ook moeilijk en zullen onmiddellijk de concentratie van vele vogels rond een voederplaats in de gaten hebben en ten voordele benutten. Ook dit is een natuurlijk gebeuren!! Door het voedsel voor roofvogels en uilen op een aparte voederlocatie aan te bieden, kan men de bezoekfrequentie van deze vogels aan de, voor niet-predatoren bedoelde voederplaats mogelijk enigszins doen afnemen, wat ten goede aan de rust voor de overige foeragerende vogels komt. Verder geldt hier hetzelfde als voor watervogels; ook hier moeten storende factoren zoveel mogelijk
worden vermeden. Voorkom dat ('onkruid-') zaden op akkers blijven liggen; landbouwers zijn er over het algemeen niet blij mee.

Voederen algemeen
Het voederen van vogels kan het beste 's morgens vroeg en eventueel nog een tweede keer in de late namiddag plaatsvinden. Het gedurende de nachtelijke uren, terwijl de vogels slapen, uitrijden van voedsel is in verband met verstoring en het onmiddellijk bevriezen van b.v. uitgestrooid fruit en drinkwater ongewenst. Zorg voor rust op de voederplaats, laat de vogels niet schrikken en opvliegen. Dit kost de vogels onnodig veel energie. Voeder ook niet meer dan de vogels binnen korte tijd op kunnen eten daar achterblijvende voedselresten ratten aan kan trekken. Voeder daarnaast op een vast tijdstip en draag bij voorkeur altijd dezelfde kleding. Blijf niet langer op de voedsellocatie dan nodig is en gedraag u rustig. Hoe minder u de vogels stoort hoe beter. Opvliegende ganzen b.v. moeten voor iedere minuut dat ze vliegen, minimaal twee minuten foerageren om het energieverlies weer te compenseren. Dat valt met name gedurende de winterperiode welke gekenmerkt wordt door schaarste niet mee.

Drinkwater
Ook drinkwater mag niet ontbreken op een voederplaats. Belangrijk daarbij is, dat het water bij matige of strenge vorst afgedekt wordt met een stuk gaas om de vogels te beletten een bad te nemen en vervolgens te bevriezen. De mazen van het gaas moeten een zodanige afmeting hebben dat vogels er alleen door kunnen drinken. Het vriespunt van water kan men enigszins verlagen door er een schepje suiker aan toe te voegen. Nooit zout of glycerine toevoegen!!!! Bij zeer strenge vorst kan als alternatief vergruisd ijs worden verstrekt in plaats van drinkwater. Dit is, ondanks dat het de vogels voor het smelten en opwarmen in het vogellichaam veel energie kost, het beste alternatief. Ga niet prutsen met theelichtjes e.d. om het water te verwarmen!

Voor meer informatie kunt u ook contact opnemen met plaatselijke natuur- en vogelwerkgroepen. Zij kennen de omgeving goed, hebben veel ervaring en kunnen vaak goede locaties voor winterhulp aanwijzen. De Dierenbescherming werkt momenteel aan een actualisatie van haar notitie winterhulp aan vogels.

http://amsterdam.dierenbescherming.nl/nieuws/bericht/9918